Peter de Graef over haar werk

Uittreksel uit het voorwoord van Peter de Graef  bij de Engelse vertaling van VADERS EN EIEREN en ASSEPOES in de uitgave THEATRE IN TRANSLATION (International Theatre and Film books, 2000)

Er zijn twee kanten aan het werk van Verburg.
Ten eerste, haar stukken zijn doortrokken van een zekere moraal. Wat op zich verboden is en om die reden heel interessant. We hebben als samenleving de ‘moraal’ afgeschaft. Moraal is taboe omdat het star zou zijn, te dwingend, te indoctrinerend en vooral : ‘niet wetenschappelijk’. En dat is allemaal heel terecht. Maar de wereldwijde financiële en economische crises hebben ons inmiddels doen inzien dat de wetenschap het in zijn eentje ook niet redt. En de ongebreidelde hebzucht in bepaalde kringen doet ons soms terug verlangen naar een emotioneel waardesysteem gebaseerd op inlevingsvermogen en een bewustzijn dat voorbij de eigen persoon reikt.

Zo’n waardesysteem zindert onderhuids in de stukken van Verburg. Het gaat hierbij om een nieuwe, levende moraal. Zonder die eeuwig vaststaande regels en die op traditie gebaseerde waarden, waar we zo de rillingen van krijgen. Je hebt namelijk nooit de indruk dat wat er gedaan wordt of gezegd in de stukken van Verburg, helemaal goed is of ongenuanceerd slecht. Er wordt geen harde lijn getrokken tussen die twee. Goed en kwaad zijn eerder twee grootheden, twee uitersten, die samen het veld begrenzen waarin het menselijk handelen zich voltrekt. Zij trekken elkaar aan, definiëren elkaar en geraken in de personages van Verburg in een dans verwikkeld, waarin we maar al te vaak ons eigen hopeloze gevecht erkennen. Wie heeft er geen archetypische vader en moeder naast een miskend kind in zichzelf!? Wie heeft zich nooit als Assepoester gevoeld maar als haar zusters gehandeld!? Die erkenning van de eigen strijd creëert afstand. Die afstand lucht op en ontroert
Maar de personages zijn niet alleen maar onroerend. Zij blijken ook een innerlijke kracht te bezitten die wonderlijk genoeg vooral wordt geëvoceerd door de humor die overal de kop op steekt. Het gaat hierbij om een drijfveer die aangestuurd wordt door het besef dat in wezen niks fout kan gaan. Daaruit leeft in de karakters de bereidheid om zich aan te passen aan de omstandigheden en het vermogen om het leven te nemen zoals het zich aandient. Het lijkt wel of de personages de gebeurtenissen waarin ze terecht komen kunnen lezen, zoals je aanwijzingen leest. Ze interpreteren de omstandigheden als hints die hen vertellen hoe ze hun persoonlijke ontwikkeling ter hand kunnen nemen.

En daarin schuilt het tweede opvallende kenmerk in het werk van Verburg. Er leeft iets in die stukken. Iets wat zich niet onmiddellijk met het predicaat ‘hoger’ laat omschrijven want daarvoor is het te menselijk; te veel op het niveau van de buurvrouw. De term ‘Aanwezig!’ komt dichter in de buurt. De stukken zijn doortrokken van een aanwezigheid die happy endings overbodig maakt en waar de personages hun kracht uit halen. Deze sterkte is niet alleen voelbaar in de innerlijke houding van de wijze oude vrouw of in de vooruitziende doortastendheid van het jonge meisje, maar het zit ook in de hele context en in elke repliek. Zoals een gerecht doortrokken kan zijn van een smaak die in geen van de ingrediënten is terug te vinden zo zit die ‘aanwezigheid’ in het werk als geheel. Alleen gaat het hierbij niet om een aanwezigheid die zich buiten ons bevindt. Nee! Zij komt van binnenuit! En dat is een uitermate verfrissend uitgangspunt!